Omdat ze als emigranten niet slaagden

(Zoals gepubliceerd in Weekblad de Spiegel in voorjaar 1962.)


Op dit zelfde moment klemmen honderdduizenden kinderen over de gehele wereld verspreid miljoenen steentjes tot gebouwen, vliegtuigen en wat al niet aaneen. Zij kunnen dat dat doen dankzij de twee Nederlandse neven, die in Australië geen kans zagen om vooruit te komen en nu in Nederland een prima lopend bedrijf bezitten.

Met bakken vol worden de plastic bouw-
steentjes uit de kisten geschept en in de
dozen voor de detailverkoop gepakt.

Op die twee neven zouden we het liedje kunnen parafraseren:  Ze gingen naar Australië met slaande trom, En kwamen zo vlug moog'lijk naar Nederland weerom.
Die kortstondige emigratie vormt namelijk een onlosmakelijk deel van het verhaal over wat thans de grootste steen(tjes)fabriek van Nederland genoemd kan worden. De beide neven Van den Bergh trokken naar het nieuwe land om daar hun geluk als zakenman te proberen. Dank zij de welwillende tegenwerking van de „Aussies” gloorde dat geluk bepaald niet aan de kim. Sterker, de beide jongemannen zagen aankomen dat het wel tien jaren zou duren eer zij geaccepteerd zouden worden. Vandaar dat zij ijlings de boot weerom pakten, terug naar het economisch opkrabbelende Nederland. Zij maakten er de carrière die volgens de verhalen uitsluitend in de emigratie mogelijk is.
Met een bescheiden beginkapitaal stichtte het tweetal een souvenirfabriek. Dat was direct na de terugkomst in 1951. Via de fabricage van souvenirs geraakten zij op plastic. Van dat punt was het nog slechts een kleine stap naar het plastic kinderspeelgoed. En wie de laatste jaren plastic kinderspeelgoed zegt, zegt welhaast automatisch: bouwsteentjes. Zo simpel als ik het hier voorschotel was het natuurlijk bij lange niet. Het heeft veel tijd gekost om het van vernuft glanzende idee van de technische verbetering der voorhanden bouwsteentjes te krijgen. Dat was in de loop van 1959. Daarna duurde het nog twee jaren voordat de eerste Tielse bouwsteentjes op de beurs in Neurenberg konden worden getoond. Op datzelfde moment, het was februari 1961, werd het Hollandse produkt tot dè sensatie van de grootste speelgoedbeurs ter wereld. Nu, nauwelijks een jaar later, worden in Tiel een half miljoen van deze 'steentjes PER DAG gemaakt. Export vindt al plaats naar negen landen. Is dat een ontwikkeling die Amerikaans mag heten of niet ?!

Het geheim van het succes der Tielenaren schuilt in de ontegenzeggelijke verbetering die werd geboekt in vergelijking met de zeven à acht verschillende merken bouwsteentjes die op de markt zijn. Wie het nu bekijkt snapt niet, dat het eerste het beste spelende kind deze verbeteringen niet heeft uitgevonden. De Montini-steentjes (zoek niets achter die naam; hij is louter fantasie) zijn aan de onderkant door schuine schotjes in vakjes verdeeld. Daartussen klemmen de nokken van de bovenkant van andere steentjes vast. Nou zijn die nokjes een tiende millimeter breder dan de ruimte tussen de schotten. Met als gevolg dat de laatsten in S-vorm worden gewrongen en het geheel/ zo hecht sluit als een bus.
Daarmee hebben we de halve uitvinding gehad. De andere helft maakte evenwel de eerste mogelijk. In tegenstelling tot de buitenlandse produkten namen de Van den Bergh's een heel speciaal soort polyaethyleen (zeg maar gerust: zacht plastic) voor hun steentjes. Nokken van hard plastic slijten onherroepelijk op de duur. Ze worden tienden van millimeters dunner. Dan sluiten de steentjes niet meer op elkaar en de gebouwde molen wordt zo wankel als het gros van de echt bestaande in ons land. Iets dergelijks is bij het Nederlandse produkt gewoon onmogelijk.
Twee eieren van Columbus dus achtereen. De technicus J. Bakker en de heer C. A. van den Bergh legden ze. Neef G. A. F. van den Bergh bleef niet achter en dacht de wieltjes uit. Deze gaven volstrekt nieuwe speelmogelijkheden aan de steentjes. Ze zijn dan ook internationaal een geweldig succes gebleken. Een goed idee krijgen is één, het technisch realiseren is een zeer grote tweede. Ook dat hebben de twee neven voor elkaar gekregen. In de fabriek van de Berco-Lux aan het Plein in Tiel staan thans zeven volautomatische plasticspuitmachines op een rijtje. Elke vijftien seconden rolt uit ieder van die machines een „shot", zoals dat vaktechnisch heet. De machines draaien dag en nacht door. Alleen het weekeinde staan ze stil. Bij elkaar komt men in Tiel zo aan een half miljoen steentjes per dag, ruim 2 ½  miljoen per week.

Als kersen laten de bouwsteentjes zich
van de boom plukken, die de spuitmachine
 volautomatisch aflevert. Het sorteren der 
steentjes doet men nog met de hand.
Van boven gaan plastic korrels de machine in. Die korrels worden glashelder gekocht en in het bedrijf ingekleurd. Tijdens het smelten in de machine vermengt de kleurstof zich met het materiaal. Dan wordt de massa ingespoten op de matrijs, Direct erop volgt het afkoelen van de vorm en weer komt een „boom" vrij waarvan de steentjes zich als kersen laten plukken. Pas in dit stadium komen mensenhanden aan de fabricage te pas.
Een bouwsteentje lijkt een simpel ding. Toch moeten de matrijzen, waarin ze worden geboren, oneindig precies zijn gemaakt. Ze zijn tot op de honderdste millimeter zuiver. Zou dat niet het geval zijn, dan vertoonden de steentjes vliezen en aansluitpuntjes. En dat mag niet. Want ook al speelt een kind ermee, het wil net zo goed als een volwassene een zo mooi mogelijk resultaat boeken met zijn bouwkunst.
Plastic is waarschijnlijk wel het goedkoopste materiaal dat we thans bezitten. De verwerking ervan is evenwel aan de prijzige kant. Neem alleen de matrijzen. In elk ervan zit minimaal twee maanden horlogemakers-werk. Ze kosten dan ook tussen de zes- en tienduizend gulden per stuk. Het bedrijf te Tiel beschikt over 31 van die elektronisch gecontroleerde matrijzen.

Toch is dit, zot genoeg vermoedelijk, nog niet het duurste. Het menselijk oog „dat ook wat wil” bepaalt wel in de eerste plaats de prijs van de bouwsteentjes. Speelgoed is een geschenkartikel. Als oom Toon aan neefje Bart een doos bouwsteentjes geeft, dan wil hij ook dat die er leuk uitziet. Daarmee eist men evenwel de druk van een doos, het sorteren van wat er in moet komen en het inleggen ervan. Dat alles is handwerk. En handwerk kost tegenwoordig heel veel geld.
Het zit alles zelfs nog veel ingewikkelder in elkaar dan u nu reeds denkt. Montini kent 31 verschillende steentjes (tot nu toe). Daar zijn glaselementen onder die nooit wisselen. Maar vele ervan worden gemaakt in vier verschillende kleuren, lekker helblauw, rood, geel en wit. Bij elkaar komt dit uit op 103 verschillende aanvuldoosjes.
Ze moeten in Tiel dus wel van inpakken weten.
In een jaar tijds heeft Montini internationaal furore gemaakt. Duizenden kinderen in Duitsland, Frankrijk, België, Italië en Oostenrijk spelen thans dagelijks met plastic bouwsteentjes die in Tiel zijn gemaakt. Duizenden andere kinderen in Nederland, Oostenrijk, Portugal, Zuid-Afrika en Rhodesië doen niet anders. Dit jaar zullen Amerikaanse, Canadese en Engelse kinderen hun voorbeeld volgen. Daar zullen ze namelijk in licentie worden gemaakt. Zo verovert een Nederlands stukje speelgoed de wereld. Het is tóch maar goed dat de beide neven als emigranten niet slaagden, want dan zou nú in Tiel beslist niet de grootste steen(tjes)fabriek van Nederland hebben gestaan. 

Geschreven door DAAF P. WIJLHUIZEN en gepubliceerd in Weekblad de Spiegel in voorjaar 1962.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten